Communicatie is het uitwisselen van berichten, boodschappen en signalen tussen levende wezen. De mens heeft de mogelijkheid om te communiceren via taal. Naast de taal wordt er (vaak ongemerkt) gebruik gemaakt van non-verbale communicatie. Bij deze vorm van communicatie wordt geen gebruik gemaakt van taal. Het gaat om het gebruik van signalen die met het lichaam, via visuele tekens of symbolen worden overgebracht.
Het is onmogelijk om niet te communiceren. Ook als er niet gesproken wordt, worden boodschappen en signalen afgegeven. Een opgetrokken wenkbrauw, een hand die wuift, een afgewende blik. Het zijn allemaal signalen die opgevangen worden en waar een betekenis aan wordt gegeven. Op het moment dat de verbale en non-verbale communicatie niet overeenkomt, wordt de boodschap verwarrend. Als er bijvoorbeeld met een glimlach op het gezicht gezegd wordt: “Ik ben heel boos!” Komt de boodschap niet goed over. In zo’n geval wordt er vaak meer waarde gehecht aan de non-verbale communicatie (de glimlach) als aan dat wat er gezegd is.
Communicatie is ingewikkeld. Dat komt omdat wij ons vaak niet bewust zijn van de manier waarop wij signalen afgeven, wat wij non-verbaal zeggen. Daarbij kan het gebeuren dat wij de ander vergeten mee te nemen in onze gedachtegang. Wij gaan er al snel vanuit dat de ander begrijpt waar het over gaat, wat wij bedoelen. Inzicht in eigen communiceren en verdieping in de ander zorgt ervoor dat de communicatie soepel verloopt.
Om inzicht in eigen communiceren te krijgen is bewustzijn nodig. Bewustzijn van de signalen die worden uitgezonden, de woorden die gebruikt worden en de manier van hoe dit op een ander overkomt. Vervolgens kan er met aandacht worden gekeken hoe de boodschap op de ander overkomt.
Bewustzijn van en aandacht voor de ander is bij communicatie van groot belang. Wie is degene met wie er gecommuniceerd wordt, wat is zijn achtergrond en emotie, wat is de verhouding tussen de gesprekspartners. Als blijkt dat er tijdens de communicatie sprake is van onduidelijkheden, meningsverschillen of twijfel, is het belangrijk dat er onderzocht wordt waardoor dit ontstaat. Dit kan doormiddel van het stellen van vragen. Nieuwsgierigheid naar de ander helpt bij het tot stand komen van open en heldere communicatie.
Tijdens de communicatie wordt gebruik gemaakt van eigen referentiekaders. Hierdoor wordt er vaak zonder vragen te stellen ingevuld wat de ander bedoeld of wat de ander nodig heeft. Bij ziekte wordt er bijvoorbeeld al snel ingevuld wat degene die ziek is, nodig heeft. Er wordt uitgegaan van het eigen gevoel en van een zorgbehoefte. Het referentiekader is: jij bent ziek, jij hebt hulp nodig, als ik ziek zou zijn zou ik het fijn vinden als ik geholpen en verzorgd zou worden. Deze hulp wordt dan ongevraagd geboden. De zieke is op dat moment de regie kwijt, wordt in een de positie van afhankelijkheid gezet.
Degene die ziek is moet zich goed bewust zijn van zijn eigen communicatie. Welke woorden gebruik ik en welke non-verbale signalen zend ik uit? Met een glimlach zeggen dat je een beroerde dag hebt, of met een frons zeggen dat het goed gaat, is verwarrend. Duidelijk communiceren waar behoefte aan is en wat nodig is, helpt bij het behouden van eigen regie. Tevens is het voor de mensen in de omgeving makkelijker om te begrijpen waar en wanneer ze kunnen helpen en waar ze een stapje terug kunnen doen.